DINSDAG 14 MEI 2019

HERDENKING VAN HET

BOMBARDEMENT IN ROTTERDAM

Herdenk de bommen, vier de veerkracht

 

‘Mein Gott, das gibt eine Katastrophe’, gilde generaal-luitenant Schmidt toen hij de bommenwerpers zag naderen. In allerijl gaf hij het bevel lichtkogels af te schieten om de piloten duidelijk te maken dat het bombardement moest worden afgeblazen. De eerste groep vliegtuigen zag die signalen niet en liet 1300 bommen vallen op het oude stadscentrum van de tweede stad van Nederland. Toen de daaropvolgende brand twee dagen later eindelijk onder controle was, bestond de binnenstad van Rotterdam niet meer.

24.579 woningen, 31 warenhuizen, 2320 kleinere winkels, 31 fabrieken, 1319 werkplaatsen, 675 pakhuizen, 1437 kantoren, 13 bankgebouwen, 19 consulaten, 69 scholen, 24 kerken, 517 cafés, 12 bioscopen en 2 schouwburgen veranderden in een smeulende puinhoop.

Bijna 900 Rotterdammers vonden de dood, er vielen honderden gewonden en een kleine 80.000 mensen waren in één klap dakloos.

Op 14 mei, precies 69 jaar na die infame dag, verzamelden honderden nabestaanden zich bij het beeld van de Verwoeste Stad om de donkerste dag uit de geschiedenis van Rotterdam te herdenken. De Kennissenclub, diep geworteld in de stad Rotterdam, nam deel aan deze herdenking. Na de plechtigheid trokken de clubleden naar het Schielandshuis voor een lezing van voormalig medewerker van de EOD, eigenaar van het bedrijf Beobom en Kennissenclublid Frank Barink, die zijn publiek trakteerde op een lezing waarin hij de aanloop, het verloop en de nasleep van het bombardement bekeek door de bril van een expert op het gebied van explosieven opruiming. Ondergetekende, bracht zijn studie militaire geschiedenis in stelling en verzorgde de tweede lezing van de bijeenkomst.

 

14 mei 1940

Aan de hand van Barink’s getoonde slides werd de onmacht van de Nederlandse strijdkrachten nog eens pijnlijk duidelijk. Vliegveld Waalhaven werd binnen een paar uur onder de voet gelopen door Duitse parachutisten, terwijl een groep van 90 tot de tanden bewapende luchtlandingstroepen de Maasbruggen en het Noordereiland innam. De paar Nederlandse eenheden die Rotterdam moesten verdedigen werden compleet verrast. Een samenraapsel van mariniers en depottroepen proberen er nog het beste van te maken. Tevergeefs, zo bleek. Standvastig verdedigen ging nog wel, maar complexe offensieve acties om de Duitsers uit hun stellingen te verjagen bleken een brug te ver, al moest die uitdrukking toen nog geboren worden. Wat volgde was een vier dagen durende patstelling tussen Noord en Zuid. Op de ochtend van 14 mei had het Duitse opperbevel er genoeg van. Een ‘Radikallosung’ was er nodig, zo stelde Herman Goering in Berlijn. Die kwam er in de vorm van 1300 bommen, verpakt in 90 vliegtuigen. Terwijl de kisten in Duitsland opstegen, werd in Rotterdam driftig onderhandeld tussen de strijdende partijen. De Duitsers stuurden een bode naar de commandant van de Nederlandse troepen, waarin zij hem voor een harde keuze stelden: overgeven of een bombardement op de binnenstad. De Nederlandse commandant, kolonel Scharroo, noemde het overgavedocument 'een vodje papier', omdat er geen handtekening onder stond. Op zijn verzoek kwam er een nieuw ultimatum van de Duitsers. Deze keer met handtekening. Hier moest voor 16.20 uur op gereageerd worden. Dit gepingpong tussen Scharroo en Schmidt was de nagel aan doodskist van de Rotterdamse binnenstad. Schmidt, overtuigd van de Nederlandse intenties, probeerde het bombardement nog te voorkomen door lichtkogels af te schieten. Het signaal werd tot zijn verbijstering niet opgemerkt. ‘Mein Gott, das gibt eine Katastrophe!’

 

Het bombardement dat volgde, en de ruim 250 geallieerde bombardementen die de stad in de daaropvolgende jaren voor de kiezen kreeg, lieten diepe sporen na. Sporen die de stad tot op de dag van vandaag met, of beter gezegd, onder zich meedraagt. Dat bleek wel uit de kaart die Barink toonde, waarop alle locaties stonden afgebeeld die tussen 1940 en 1945 op Duitse, Britse of Amerikaanse bommen zijn getrakteerd. En Rotterdam is alles behalve een uitzondering. Ook andere delen van Nederland zijn bezaaid met onontplofte bommen en granaten. Barink en zijn collega’s hebben er hun handen vol aan, zo stelde hij : “Wanneer het verwijderen van al de uit de Tweede Wereldoorlog achtergebleven munitie op het huidige tempo doorgaat, zal in het jaar 2145 het laatste explosief uit de grond worden getrokken.” De voormalige medewerker van de EOD, trakteerde het publiek vervolgens op een lesje explosievenruiming met behulp van een replica van een Britse vliegtuigbom, waarbij hij de techniek die van een bom een moordwapen maakt uitvoerig de revue liet passeren.

 

Terug op de rails

De tweede spreker legde het accent van zijn lezing vooral op de dagen en weken die volgden na het bombardement. Hoe reageerde de stad op een dergelijke catastrofe? Wat deed de gemeente? Kwam er hulp uit de rest van Nederland? Hoe reageerde de bevolking? En wat deed het bedrijfsleven? Aan de hand van kranten die, in sommige gevallen, slechts enkele uren na het bombardement verschenen, beantwoordde hij deze vragen. De militair-historicus schetste een beeld van een stad met een indrukwekkend incasseringsvermogen. Terwijl de Rotterdamse brandweer, geholpen door collega’s uit Amsterdam, Den Haag en Gouda, nog druk in de weer was het inferno in de binnenstad onder controle te krijgen, herpakte het bedrijfsleven zich razendsnel. Nog geen 24 uur na het vallen van de eerste bom, verschenen er in heel Nederland advertenties in kranten van Rotterdamse bedrijven die bekendmaakten hun zaken in panden buiten het centrum voort te zetten. De Rotterdamse Kamer van Koophandel, die zijn archieven in vlammen op had zien gaan, liet er eveneens geen gras over groeien; op 15 mei riep het orgaan alle bedrijven op hun adres en de samenstelling van hun bestuur in tweevoud te documenteren en aan te leveren. Ook de banken lieten van zich spreken. In advertenties met chocoladeletters stelden zij hun klanten gerust dat hun kluizen de ramp overleefd hadden. Enkele dagen na het bombardement leek Rotterdam, zo goed en zo kwaad als het ging, zijn essentiële voorzieningen weer op de rails te hebben. De waterleiding was hersteld, er was weer elektriciteit, de niet getroffen wijken waren weer telefonisch bereikbaar, de burgerlijke stand had tijdelijke kantoren opgezet waar Rotterdammers hun nieuwe woonadres konden registreren, de voetbalcompetitie werd hervat en stadsarchitect Witteveen was al aan het werk gezet om een nieuwe binnenstad te ontwerpen. Ook de werkloosheid werd in een klap opgelost. Iedereen die een uitkering ontving, diende zich te melden om deel te nemen aan opruimwerkzaamheden. Weigeraars konden fluiten naar hun uitkering, aldus de maatregel die uit de koker van de nieuwe Duitse machthebbers kwam. Vier dagen na het bombardement begon een leger van 32.000 man met het opruimen van 5 miljoen kubieke meter puin.

 

Naast het adequate optreden van het stadsbestuur en het bedrijfsleven zat het met de mentale weerbaarheid ook wel snor. Journalisten, gemeenteambtenaren en zelfs de directeur van de weggebombardeerde dierentuin verklaarden eensgezind dat Rotterdam deze klap hoe dan ook te boven zou komen. Sterker nog, de stad zou uiteindelijk beter en krachtiger herrijzen, zo luidde menig voorspelling.

 

Sterker door strijd

Dit geloof in eigen kunnen werd nog eens onderstreept door de theatervoorstelling ‘In het hart van Rotterdam’, die drie maanden na het bombardement werd opgevoerd. In het stuk, dat was geschreven door 5 Rotterdamse journalisten, werd de ramp in een bredere historische context geplaatst. Vanaf de Middeleeuwen leerden Rotterdammers omgaan met tegenslagen, omdat  de stad en zijn inwoners beschikten over een bijna bovennatuurlijke kracht om elke ramp om te zetten in een succes, zo vertelde de voorstelling. Een mythe was geboren. De mystieke overlevingskracht van de stad Rotterdam is tegenwoordig gemeengoed geworden. Niet bij de pakken neerzitten, mouwen opstropen en schouders eronder, groeiden uit tot motto’s van de stad. Koningin Wilhelmina deed er nog schepje boven op door Rotterdam in 1948 de wapenspreuk ‘Sterker door Strijd’ te geven. Tijdens de herdenking die 69 jaar na het bombardement werd bijgewoond door de Kennissenclub, lazen een aantal Rotterdamse schoolkinderen hun zelf geschreven gedichten voor. Er werd gesproken over de zinloosheid van oorlog, er werd gesproken over het lot van de slachtoffers, maar er werd ook gesproken over bouwen, opstaan en weer doorgaan, en de geboorte van een nieuwe stad.

 

De herdenking van het bombardement van Rotterdam is, zoals alle herdenkingen, een culturele constructie. In elkaar gesleuteld door de overlevenden die deze onuitwisbare ramp een plekje moesten geven. Het is de taak van een historicus deze constructie te ontrafelen en waar nodig te nuanceren. Bij deze. Desalniettemin is het moeilijk geen ontzag te hebben voor de generatie die destijds beide Maasoevers bevolkte. Mannen en vrouwen die de economische crisis van de jaren dertig doorstonden, hun stad zagen veranderen in een rokende puinhoop door Duitse én geallieerde bombardementen, pakweg 10.000 Joodse stadsgenoten verloren aan Auschwitz en Sobibor en duizenden anderen zagen verhongeren tijdens de hongerwinter. Deze mannen en vrouwen lieten zich niet uit het veld slaan, pakten de draad weer op en herbouwden een stad die zich amper vijftien jaar later de grootste en belangrijkste haven ter wereld mocht noemen. Het herstel van de binnenstad liet iets langer op zich wachten, maar ook die was uiteindelijk succesvol. Waar Rotterdam decennialang als het lelijke eendje onder de Nederlandse steden te boek stond, prijkt de stad vandaag de dag bovenaan de to-do lijstjes van binnen- en buitenlandse toeristen. Of, zoals CNN zich onlangs retorisch afvroeg: “Is Rotterdam the new capital of cool?”. Mythe of niet, dit is een opmerkelijk indrukwekkende prestatie. Daarom herdenken wij op 14 mei niet alleen de bommen, maar vieren we ook de veerkracht. Sterker door strijd, tenslotte.

terugblik evenementen aankomende evenementen